‘De missionaire parochie’. Katholiek Nederland wordt er tegenwoordig mee doodgegooid. Kerngedachte: geloofsgemeenschappen hebben alleen maar toekomst als ze zich actief en uitnodigend naar de gelovigen opstellen. Stilzitten en afwachten leidt alleen maar tot nog meer kerkverlating dan al het geval is. ‘Werven of sterven’ luidt de waarschuwing van een handjevol activistische missionaire fanaten die denken dat je ‘lauwe’ katholieken onder leiding van charismatische geestelijken door middel van catechesecursussen in vuur en vlam kunt zetten voor het geloof en – dat is cruciaal – een ‘persoonlijke band’ met Christus laat krijgen. Zulke mensen maken parochies weer ‘uitnodigend’. Geloofsafval wordt hierdoor een halt toe geroepen en er gloort weer hoop aan de horizon voor de noodlijdende parochies. De messias van deze katholieke opwekkingsbeweging komt uit Canada. Priester James Mallon werft onder het motto ‘Divine Renovation’ met een vlotte babbel volgelingen over de hele wereld (foto: Mallon tijdens een bijeenkomst in Manilla, Filippijnen, 2018). In Nederland promoot vooral theologe Mirjam Spruit waar mogelijk deze gladde jongen. Zij is stafmedewerkster van het ‘Centrum voor Parochiespiritualiteit’, twintig jaar geleden opgericht door de Congregatie van het Heilig Sacrament. Het “wil parochies in heel Nederland ondersteunen om te groeien naar vitale, missionaire parochiegemeenschappen”, zo is te lezen op de site ervan. De boodschap moet worden verkondigd door middel van “presentaties, publicaties, uitwisseling met verantwoordelijken van parochies en bisdommen, en samenwerking met derden in diverse projecten”. Het centrum zit achter een conferentie met Mallon, volgend jaar in Breda. Een feestje voor wat reli-enthousiastelingen, opgezweept door Spruit en geestverwanten. De missionaire kerk à la Mallon kan misschien aanslaan in Noord-Amerika, waar men vertrouwd is met ‘happy-clappy‘-christenen. Maar Nederlandse katholieken zitten hier helemaal niet op te wachten. Die zijn en worden niet ‘missionair’. Ze hebben zich er allang mee verzoend dat de volkskerk van weleer in toenemende mate krimpt tot een service-instituut dat nog een mooie functie heeft bij bepaalde sleutelmomenten en – in deze tijd van ‘vrijheid blijheid’ misschien nog wel belangrijker – bij het bieden van ruimte voor stilte en bezinning. Het zou al heel wat zijn als de katholieke kerk deze bescheiden rol met meer durf en creativiteit ging vervullen door wereldvreemde geestelijken te weren en godshuizen dagelijks open te stellen in plaats van enkele keren per week voor een handjevol gelovigen dat een eucharistieviering bijwoont. Dit is voor Nederlandse begrippen al meer dan ‘missionair’ genoeg.