Pasen nadert. Vroeger was dit de tijd van de ‘grote schoonmaak’. Alles moest op z’n ‘paasbest’ zijn. Voor katholieken is de Goede Week voorafgaand dit hoogfeest nog steeds aanleiding om in ieder geval geestelijk de boel weer op orde te krijgen. Biechten kan daar bij horen. ‘Opnieuw beginnen’ lijkt het motto in deze lenteperiode met overal nieuw leven in de natuur. Terwijl ik dit schrijf gaan mijn gedachten terug naar begin maart toen ik bij de Jacobikerk in Utrecht een aandoenlijk beeld zag staan, gewijd aan de stadskluizenares Alyt Ponciaens. Ze bewoonde in de vijftiende eeuw een groot deel van haar leven – vermoedelijk zo’n veertig jaar – een piepklein celletje in deze kerk. Het is nog geheel intact. Door een paar betraliede venstertjes kon ze contact houden met de buitenwereld. Over deze vrouw is nauwelijks iets bekend, in tegenstelling tot haar stadgenote ‘Suster Bertken’ die van 1457 tot 1514 in de Buurkerk kluisde. Maar beiden hadden gemeen dat ze zich toelegden op gebed en het te woord staan van mensen die spiritueel advies nodig hadden. De bronzen sculptuur is vervaardigd door de beeldend kunstenaars Amiran Djanashvili en Dick Aerts in opdracht van de Stichting Domkerk 750 Jaar. Het kunstwerk werd op 11 januari 2012 onthuld door burgemeester Aleid Wolfsen van Utrecht. ‘Aleid onthult Alyt’ kopten verschillende media toen treffend. Het zijn eigenlijk twee beelden, gescheiden door een wand, met bovenin een venstertje, zoals dat ook nog te zien is in de cel van Alyt. Aan de ene kant zit ze met een boekje. Ze heft haar hoofd op.
Aan de andere kant staat een jongetje dat op een kerkbank is geklommen. Hij strekt zijn armen verlangend uit naar het raampje waarboven ‘paradiso’ staat. Het geheel heeft iets van een biechtstoel: Alyt lijkt te luisteren naar wat er aan de andere kant gebeurt. Boven het venstertje in haar cel prijkt dreigend ‘inferno’, wat duidt op helse verschrikkingen. Met deze voorstelling hebben de kunstenaars de rol van de aan God toegewijde vrouw als bemiddelaarster tussen de hemel en de aarde willen aangeven. Je zou het jongetje kunnen zien als beeld van de mens die heimwee heeft naar de ‘heelheid’ van de paradijselijk kindertijd. ‘Heel’ worden, of ‘heilig’ om een verwant woord te gebruiken, willen we ten diepste allemaal. Een stadskluizenares sprak als een soort ‘levende heilige’ sterk tot de verbeelding van middeleeuwse stedelingen. Ze was de belichaming van een diep geworteld verlangen in ieder mens om het oude bestaan af te leggen en ‘opnieuw te beginnen’. In de hectiek van het hedendaagse stadsleven hebben mensen misschien nog wel meer dan ooit behoefte om regelmatig geestelijk ‘opnieuw te beginnen’. De enorme belangstelling voor een verblijf in de stilte van contemplatieve kloosters getuigt hiervan. Ligt hier niet een mooie taak voor kerken in steden om plekken te worden waar mensen binnen kunnen lopen om even tot zichzelf te komen, alles los te laten en iets van ‘heelheid’ of ‘heiligheid’ te ervaren? Even opnieuw beginnen?
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.