Gisteren verscheen het ‘Ad limina-rapport‘ van de Nederlandse bisschoppen. Het is opgesteld met het oog op het verplichte vijfjaarlijkse bezoek van het episcopaat aan de paus om de situatie in de kerkprovincie te bespreken (foto (later toegevoegd): de bisschoppen tijdens het bezoek op het Sint-Pietersplein in Rome). ‘Ad limina’ komt van het Latijnse ‘Visitatio ad Limina Apostolorum’, ‘bezoek aan de graven van de apostelen’. Het betreft de laatste rustplaatsen van Petrus en Paulus in Rome. Maar dit terzijde. In hun rapport presenteren de bisschoppen een soort SWOT-analyse (Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats) van de situatie waarin de katholieke kerk in Nederland verkeert, om vervolgens beleidslijnen voor de toekomst aan te geven. Die ziet er somber uit voor katholiek Nederland. Kardinaal Eijk nam een maand geleden al een voorschotje op het rapport door de ‘afhakers’ de schuld te geven van de huidige kerkcrisis en nu worden 3,7 miljoen katholieken die niet braaf vrijwel iedere zondag in de kerkbanken zitten geschoffeerd door ze als ‘catechumenen’ weg te zetten. De bisschoppen becijferen dat Nederland 4.044.000 katholieken telt, van wie een schamele 350.000 regelmatige kerkbezoekers zijn. Ze schrijven: “De facto zijn vele gedoopte rooms-katholieken eigenlijk te beschouwen als catechumenen. Spirituele en catechetische vorming van de gelovigen is essentieel voor de Nederlandse rooms-katholieke geloofsgemeenschap in de komende jaren.” Een ‘catechumeen’ is een ‘doopleerling’; iemand die zich voorbereidt op het doopsel. Met het understatement “vele gedoopte rooms-katholieken”, plaatst het episcopaat in feite veruit de meeste gelovigen buiten de kerk, omdat die zelden of nooit naar een zondagsmis gaan. Ze horen er pas weer bij als ze zich hebben laten bijscholen en gedisciplineerd in het bisschoppelijk gareel lopen. “Voor ons ligt een toekomst waarin mensen die rooms-katholiek willen zijn dit uitdrukkelijk zijn vanuit een bewuste keuze”, aldus de bisschoppen. En ze herhalen het nog eens in hun slotwoord: “Hoewel het aantal gelovigen, het aantal kerken en de beschikbare middelen afnemen, constateren wij met vreugde dat de katholieken die aan het kerkelijk leven blijven participeren, dat veelal doen vanuit een bewuste keuze en met overgave. Hun aantal mag dan slinken, zij nemen het katholieke geloof serieus, hebben een duidelijk gebedsleven en hechten een hoge waarde aan hun persoonlijke band met Christus. Wij hebben dan ook het vertrouwen dat de overgebleven christenen, ofschoon wellicht geringer in aantal, het zuurdeeg van het Rijk Gods kunnen zijn, zoals Jezus het bedoeld heeft.” Het staat er écht: “overgebleven christenen”. Anders gezegd: de bisschoppen koersen lijnrecht af op een ‘heilige-rest-kerk’. Bisschop Gerard de Korte heeft bij zijn zilveren priesterjubileum die tendens terecht scherp veroordeeld als “anti-katholiek”. Maar De Korte is binnen het Nederlandse bisschoppencollege een roepende in de woestijn. Misschien kan paus Franciscus tijdens het komende Ad limina-bezoek het buiten de realiteit opererende episcopaat weer met beide benen op de grond zetten. In zijn vandaag verschenen schrijven Evangelii Gaudium noteert hij veelbetekenend: “Ik heb liever een kerk die kwetsbaar is en op straat vuile handen maakt dan een kerk die zich opsluit in een eigen veilig wereldje. Ik wil geen kerk die alleen maar bezig is met zichzelf en uiteindelijk verstrikt raakt in een web van obsessies en procedures” (49).
Update 30 november: Aan de vooravond van het Ad limina-bezoek bevestigt kardinaal Eijk in een interview met de NOS zonder blikken of blozen dat de bisschoppen inzetten op de ‘heilige-rest-kerk’ van overgebleven ‘betere’ katholieken: “De kwantiteit van het aantal katholieken wordt minder, maar de kwaliteit stijgt. Degenen die ervoor kiezen om bij de kerk te blijven, nemen het geloof serieus in hun leven.” De ‘afhakers’ krijgen de schuld van de kerkcrisis en er valt bij de eminentie geen greintje te bespeuren van zelfkritiek. Alle ellende die de kerk overkomt is te wijten aan externe factoren.