Eergisteren stuurde kardinaal Wim Eijk, aartsbisschop van Utrecht, een brief aan de parochies van zijn diocees met de merkwaardige titel ‘Geloof in tijden van kerksluiting’. Nadere beschouwing leert dat het schrijven geen oproep is aan de geloofsgemeenschappen om met volle overtuiging kerken te sluiten. Het blijkt een aanmoediging te zijn om trouw te blijven aan het geloof nu steeds meer katholieken hun religiositeit niet langer laten afhangen van regelmatige misvieringen op steeds dezelfde plek. Een snel groeiend aantal parochies ziet zich daardoor genoodzaakt om tot sluiting van kerkgebouwen over gaan. En dat is de schuld van de katholieken die de kerk links laten liggen, zo luidt de simpele redenering van kardinaal Eijk. In zijn woorden: “Feitelijk wordt de beslissing om kerkgebouwen af te stoten genomen door de mensen die zijn afgehaakt en die niet meer praktiseren.” De nog overgebleven kerkbezoekers moeten zich in deze situatie “niet koste wat het kost aan gebouwen vasthouden”, concludeert hij, “want daarin ligt niet onze redding”. Zijn oproep: “Laat uw geloofsleven en uw participatie aan het kerkelijk leven niet met het gebouw verdwijnen. Sluit u aan bij een naburige geloofsgemeenschap in de parochie en help medegelovigen om die overstap te maken.” Daarmee laat Eijk feitelijk de overgrote meerderheid van de Nederlandse katholieken in de kou staan. In een digitaal tijdperk waarin grenzen van tijd en ruimte vervagen, komen de bisschoppen maar niet los van een sterk gedateerd kerkmodel op basis van zogeheten ‘territoriale’ parochies. Deze waren oorspronkelijk in het leven geroepen op basis van afstanden die bij wijze van spreken met paard en wagen konden worden afgelegd. Tel daarbij het onwrikbaar vasthouden aan de zondagsplicht en de crisis in de kerk is compleet en tamelijk uitzichtloos. De brief van kardinaal Eijk maakt het alleen maar erger. In plaats van het zoeken naar een uitweg uit de rampzalige neergaande spiraal waarin de kerk is beland, duwt hij de arme gelovigen nog verder het moeras in met zalvende woorden over het aanhalen van contacten met ‘lotgenoten’ in andere parochies. Het is duidelijk dat kardinaal Eijk enkel nog toekomst ziet in een ‘heilige-rest-kerk’ die als sektarische gemeenschap in de paar overgebleven bunkers van kerkgebouwen de storm van de ontkerkelijking probeert te doorstaan in hoop op betere tijden. En dat terwijl er al jarenlang onder katholieken buiten de starre lokale kerkstructuren een brede beweging zichtbaar is van mensen die op een vooral vrijblijvende wijze participeren aan allerlei activiteiten op het gebied van spiritualiteit, diaconie en gemeenschapsvorming. Zij hebben zich al lang afgekeerd van de kerkleiding die klem zit in de kramp van een verouderde kerkvisie. In plaats van de hand in eigen boezem te steken, wijst Eijk wijst hen in zijn brief aan als zondebokken van de kerkcrisis. Lekker makkelijk en onnodig polariserend. De kardinaal en zijn Nederlandse medebisschoppen zouden het moeten aandurven om ‘onderweg’ te gaan zoals Eijk dat zelf aangeeft: “Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) omschreef de kerk als Gods volk onderweg. Dat ‘onderweg’ zijn – pelgrimeren – zit in ons gelovige ‘DNA’. Soms gaan we op eigen initiatief op weg, soms worden we door de omstandigheden gedwongen.” Welnu, de omstandigheden spreken boekdelen. Het is voor de bisschoppen nog niet te laat om er naar te handelen.